In gesprek met … Kop

Rineke Kop

Tekst en fotografie (tenzij anders aangegeven): Mélanie Struik

Het atelier
Een oud schoolgebouw in een aantrekkelijke buurt in Den Haag. Daar woont en werkt beeldend kunstenaar Rineke Kop, samen met haar partner Clemens Zalm, ook beeldend kunstenaar, en een dochter met kleinkind als naaste buren. Drie generaties in één huis. Als ik binnenkom, verontschuldigt Rineke zich voor het speelgoed dat er staat. Als ik haar vraag of het grootouderschap haar bevalt, benoemt ze het wonder van de onvoorwaardelijke liefde die tussen haar en de kleinkinderen stroomt. Mooi gezegd, vind ik dat.
Een frêle, elegant geklede vrouw met een vuurrode haardos deed open. Ze gaat mij voor naar het huis/atelier. Een mooie ruime en hoge ruimte met een vuurrood keukeneiland in het midden, een zithoek en erboven over de helft van de hele ruimte in de breedte een entresol waar ook op geleefd kan worden “Alles zelf verbouwd, er was hier niets”. Daarnaast een ruimte die Rineke’s atelier is (afb. 1, 2), ook enorm hoog. Rineke Kop, kunstschilder en docent, is kunstenaar van de maand februari 2023.

Afb. 1. Het atelier van Rineke Kop

De start van ons gesprek is anders dan anders. Niet ik stel de eerste vraag, maar Rineke vraagt mij: “Waar gaat jouw voorkeur naar uit bij de kunst: abstract of figuratief?” Ik vraag haar waar deze vraag vandaan komt en dan geeft Rineke een heel mooie introductie op haar werk.

Afb. 2. Natte ruimte waar penselen en verfspullen van Rineke staan

De essentie
Rineke heeft twee kleinkinderen . “Kijk”, zegt ze, “dit is een tekening van mijn jongste kleinkind, drie jaar oud. Die liet ze mij zien en ik sprak met haar over wat ik zag: cirkels, veel cirkels over elkaar heen van klein naar groot met pen. Aan de linker kant dunne en dikke lijnen. Bovenin vrolijke dwarrelende potloodstippen. En toch zei Teddie-Lou dat dat – en dan wees ze iets aan – een glijbaan was en een ander stukje stelde een heks voor. Zij gaf er woorden en betekenissen aan.” Dan pakt Rineke een andere tekening die haar kleinzoon maakte toen hij zeven jaar oud was. “Kijk”, zegt ze weer, “Mark heeft precies gedaan wat ik ook altijd doe: spelen met verf, het laten gebeuren, kijken wat er ontstaat. Hij heeft met geel zijn naam erop geschilderd (afb. 3). En Mark kan ook zo mooi zeggen ‘nou oma, nou ga ik schilderen’. Wat ik zo mooi vind – en dat zie ik bij beide kinderen – is dat ze zich nog zo helemaal in het schilderen en teken kunnen storten, emotie daarin beleven, er helemaal in zitten.”

Afb. 3. Rineke Kop met een werkje van haar kleinzoon Mark

Een ander voorbeeld: toen mijn dochters – lang geleden, toen ze 4/5 jaar waren – van school terugkwamen met een tekening stond daar ook altijd al een woord bijgeschreven van de schooljuf, het zou bijvoorbeeld om een paard gaan. Zo wordt alles vastgelegd en is er geen ruimte om het gevoel te ervaren en zelf op je eigen manier te kijken en te voelen. En kijk hier, dit stippen-werk van Mark. Hij vond het prachtig om er mee bezig te zijn en was zelfs heel verbaasd dat hij dit met een penseel kon. Nou, dit is mijn verhaal. Wat doet het materiaal en de kleur en hoe kun je dat ervaren, het gaat mij om de beleving, de emotie, het gesprek met de verf”, besluit ze.

Techniek
“Ik werk met acrylverf. Dat droogt lekker snel en is tegenwoordig heel goed ontwikkeld, de kleuren zijn prachtig en het blijft wit. Dat was in de jaren 60 van de vorige eeuw wel anders. Zelfs de hobbyverf is nu redelijk goed van kwaliteit. Met olieverf heb ik ook gewerkt maar dan werk je met terpentijn en daar kan ik niet tegen.
Rineke vertelt haar verhaal graag aan de hand van haar werk wat ze uit alle hoeken en gaten van haar atelier haalt. “Ik vind ook de ondergrond, de drager, interessant en vind het boeiend om de eigenschappen daarvan te onderzoeken. Ik werk vaak nat in nat en tegenwoordig kun je doeken van fijn linnen kopen met een stalen binnenraam. Dan trekt het doek niet scheluw (scheef), zoals bij een houten spieraam en als je het doek verplaatst, bijvoorbeeld voor een tentoonstelling, is het ook niet gevoelig voor temperatuurverschillen.”
Ik werk met allerlei soorten dragers. Ik ben dol op karton (afb. 4), waar ik ook heel vrij op kan werken. Alles mag er zijn: scheuren, nietjes, het mag allemaal meedoen, dat verrast mij keer op keer. Ik werk ook op aluminiumplaat (afb.5), dan werkt het materiaal ook mee. Je kunt er doorheen kijken. Je zet een veeg en het beeld is meteen in de ruimte, het komt naar je toe. Mijn partner werkt met fotopapier, daar kan ik lekker op werken met acryl of met deurlak, waarvan ik eens een potje over had en ik echt niets kan weggooien. Ik heb ook met teer gewerkt (afb.6), daar ben ik wel ziek van geweest en dat zal ik niet meer doen.”

Afb. 4. Werk met karton als drager
Afb.5. Acryl op aluminium als drager (foto Rineke kop)
Afb .6. Acryl/teer met drager van fotopapier (foto: Rineke Kop)

Vorm
“Sinds kort ben ik gefascineerd door vorm. Ik wandel veel langs het strand en geniet van de zee, de luchten en de schelpen en ben nu gebiologeerd door de oestervorm. Die ontstond gewoon toen ik bezig was met schilderen. Ik ben helemaal niet van de vorm, vroeger zou ik die meteen weg schilderen, mar ik heb nu besloten om er maar eens helemaal in op te gaan. Ik heb nu een grotere tolerantie, ben meer nieuwsgierig naar wat er gaat gebeuren (afb. 7)

Afb. 7. Schetsen met de oestervorm

Beleving van het werk
“Mijn basisuitgangspunt is dat ik niets naar de realiteit wil doen. Het gaat mij om de beleving. Ik vind ook dat je niet alles meteen moet benoemen. Natuurlijk is alles leuk of mooi/niet mooi, je trui is ook leuk, maar ga eerst eens een tijdje kijken en voelen, met je ogen langs de lijntjes, vegen, stipjes. Doe dan je ogen dicht, visualiseer wat je hebt gezien, doe dan je ogen open en kijk opnieuw: dan zie je iets anders, krijg je verbinding met wat je ziet.
Ik zag dat zelfs gebeuren toen ik met collega’s samenwerkte en over werk sprak. Het was absoluut prettig en interessant maar ook daar kwam het er nauwelijks van om alleen elkaars werk waar te nemen zonder te oordelen. Het hoofd ging meteen meedoen. Ik dacht dat dat met kunstenaars anders zou zijn maar die aanname bleek dus niet te kloppen. Het waren overigens zeker ook fijne ontmoetingen want het kunstenaarsvak is ook een eenzaam beroep.
Als ik werk ben ik stil. Ik vind het lekker om alleen te zijn. In welke wereld ik dan ben? Dat is heel moeilijk te omschrijven. Wat er vaak gebeurt is dat ik een emotie tegenkom, boosheid of iets waar ik verdrietig over ben, en als ik daar dan – al schilderend – aan voorbij ben, kom ik in een staat van zijn waar ik ook echt wíl zijn. Dan ben ik thuis. Dat is een heel fijne sfeer om in te werken, al mijn zintuigen staan dan open en ik heb mijn hoofd uitgeschakeld. Dat is trouwens wel een training, dat gaat niet vanzelf. Mijn cursisten houden me gelukkig een beetje in de wereld. Als ik dan uit moet leggen wat geel is, dan denk ik ‘hè, weet je dat niet, voel je dat niet?’ Dan komen er weer woorden die de stilte doorbreken.
Het werken gaat eigenlijk altijd vanzelf, mits ik dat toelaat. Het enige dat ik doe is kiezen voor een kleur. Zo werkte ik in groen (afb. 8) en kijk eens wat een verschil er is tussen beide werken, ze zijn heel intuïtief gemaakt. Ik werk vaak laag over laag en gebruik veel verf. Ik werkte ook in geel en er is ook een blauwe serie en een rode serie ontstaan, zowel op groot als in klein formaat.”

Afb. 8. Werken in groen

Rineke laat me ook meekijken met de werken die ze voor Kunstuitleen Voorburg heeft geselecteerd. “Dat langwerpig werk lijkt me passend. Diegene met het licht roze erin kan 180 graden gedraaid worden, die heeft ruimte, licht en stilte nodig.“

Afb. 12. Werk voor de Kunstuitleen Voorburg als Rineke Kunstenaar van de maand is in februari.

“Dan de gelen: het linker werk is meer open, het rechter meer dicht. Ik geef mijn schilderijen geen titels meer mee. De toeschouwer krijgt daarmee de ruimte om zelf in te vullen wat hij of zij ziet of ervaart. Het is niet altijd makkelijk om jezelf af te vragen wat je ervaart en ziet, zeker bij abstract werk, je kunt er alle kanten mee op en dat kan heel verrassend zijn. Het kost wel wat meer energie.”

“Soms gaat dat heel anders en heb ik een haat/liefde verhouding met een werk. Neem de blauwe en de blauw/groene naast elkaar: links werkte ik van het doek af, van binnen naar buiten met als laatste laag ultramarijn, en rechts was daar ineens die oestervorm. Met die vorm worstel ik, maar hij mag blijven, de vorm boeit me. Ik kan er alleen nog geen afstand van nemen dus die gaat nog niet naar de Kunstuitleen.”

“Met mijn meest recente werken heb ik geworsteld, het zijn ‘dichte’ laag-over-laag-over laag werken geworden om uiteindelijk uit te komen op het lichtgele werk, rechts. Daar ben ik zó blij mee geweest en nu wil ik daar nog wel verder mee.”

Achtergrond
“Als kind vond ik tekenen geweldig, toneelspelen trouwens ook. Het lag voor de hand dat ik naar de Koninklijke Academie van Beeldende Kunsten (KABK) hier in Den Haag zou gaan. Ik heb daarna ook nog een tijdje gewerkt aan de Vrije academie, ook hier in Den Haag, daar was je ook letterlijk vrijer, er was meer te kiezen. De KABK was sturend: een hele dag tekenen naar model: mensen, stillevens en Griekse beelden. En als het niet gaat toch doorgaan, het blijven doen. Je leert discipline want het komt niet vanzelf. Ik heb er wel leren kijken en vind het nog steeds heerlijk om bijvoorbeeld een kleinkind na te tekenen.

Ik tekende op enig moment vaak dieren, zo rond 1981 (afb.10). Op een gegeven moment schilderde ik apen in een dierentuin en vond ik de achtergrond eigenlijk veel interessanter, ik liet de apen weg. Dat was een sleutelmoment, ik liet langzamerhand de vorm los. Daarna ben ik nog erg bezig geweest met compositie en hoe een schilderij volgens de academie in elkaar moest zitten. Het was me te netjes en ik ben steeds meer gaan luisteren naar het materiaal. Het heeft me tien jaar gekost om al het geleerde los te laten, om me het schilderen echt eigen te maken en mijn eigen signatuur te ontwikkelen. Toen stopte ik ook om werken titels te geven.”

Afb. 10. Een tentoonstellingsaffiche uit de periode dat Rineke dieren tekende

“Ik heb regelmatig geëxposeerd in binnen en buitenland. Dat was voor mij een oefening om in de buitenwereld te zijn, die oefening vraagt concreetheid, zoals de praktische zaken rondom een expositie en het bepalen van prijzen. Ik heb ook deels van mijn werk kunnen leven, soms waren er goede tijden en soms mindere, maar toen ik eenmaal kinderen had was dat niet echt eenvoudig. Daarom ben ik ook gaan lesgeven aan volwassenen, eerst in Zoetermeer bij het CKC en bij de Zomeracademie in Katwijk en later op mijn atelier, wat ik overigens nog steeds doe. Kleine groepjes op de woensdagochtend waarbij ik dan tegen de cursisten zeg: ‘Begin maar, kies een kleur, kijk maar wat de kleur doet, praat ie met je of niet?’.”
Ik ben heel erg blij dat ik in Den Haag ben blijven wonen, vanwege de zee, de luchten, het geluid en de kleuren. Een paar keer per week, weer of geen weer, ben ik er te vinden. Het is even een heel andere wereld in vergelijking met de stad, zo krachtig en sterk, daar laaf ik me aan, het troost me ook.” Ik vraag Rineke of er kunstenaars zijn die haar inspireren: “Het werk van de Amerikaanse abstract impressionist Cy Tombley (1928-2011) vind ik prachtig, ik zag in 1989 zijn werk in het echt in Duitsland; ik kon het aanraken en ruiken; ik was ontroerd en moest huilen. We waren onderweg naar een tentoonstelling van de eveneens Amerikaanse kunstenaar Mark Rothko (1903-1970) – Works on paper – in Keulen, die overigens ook fantastisch was en inspirerend. De waterlelies van de Franse kunstenaar Claude Monet (1840-1926) in de Orangerie in Parijs, zó prachtig. En in het Kunstmuseum in Den Haag is er nu een tentoonstelling over het echtpaar Anni (1899-1994) en Josef Albers (1899-1976). Beiden waren lid van Bauhaus, een kunstenaarsbeweging uit het begin van de twintigste eeuw, al moest Anni als vrouw meteen naar de textielafdeling, ze had geen keus. Josef Albers heeft onderzoek gedaan naar het vierkant in kleur.
Ik werk soms samen met mijn partner en heb veel in de Haagse Kunstkring gedaan. Nu is dat veel minder, maar ik heb er wel fijne vriendschappen aan overgehouden. Ik verlang er eigenlijk wel weer naar om met anderen te praten over werk met geïnteresseerde kunstliefhebbers en zeker ook met collega’s. Misschien ga ik wel weer een groep starten.

Voornemens voor het nieuwe jaar (ik spreek Rineke op 3 januari 2023)? “Er komt in september a.s. een tentoonstelling in de Haagse Kunstkring van afgestudeerden van de KABK van mijn jaar: 1973. Die organiseer ik met een oud-collega, erg leuk om te doen. En verder: gewoon schilderen en niet te veel bezig zijn met de buitenwereld. Natuurlijk wil ik mijn werk verkopen maar dat kost tijd. Dat heb ik zeker een periode gedaan maar het kan ook naar je toekomen. Er zijn altijd mensen die op eigen gelegenheid de weg naar mijn atelier weten te vinden. En gelukkig heb ik een kleine doch trouwe klantenkring.”

Nieuwsbrief
Kunstuitleen Voorburg
ontvangen

* verplichte velden


Nieuwsbrief archief

Site by Alsjeblaft!