In gesprek met … Pock

Veronica Pock

Tekst en fotografie (tenzij anders aangegeven): Mélanie Struik

Een kunstenaarsverzamelgebouw in het Laakkwartier in Den Haag. Een basisschool aan de overkant en het is prachtig zonnig weer, al is het voor april nog koud. Het hele gesprek zullen we kinderen op het schoolplein horen. Waarschijnlijk speelt groep na groep buiten, het is nog coronatijd. Door een raam straalt mij een prachtige kleurenpalet toe. Het zijn de grote klossen met garens waarmee Veronica Pock haar weefsels maakt. Ik word daar heel blij van. Veronica Pock is kunstenaar van de maand mei bij Kunstuitleen Voorburg.

Tien jaar lang had Veronica haar atelier in een bedrijfsverzamelgebouw van bedrijven uit de buurt. Sinds vorig jaar prijst ze zich gelukkig met het kleine atelier dat ze heeft in – opnieuw – een verzamelgebouw maar nu van kunstenaars (afb. 1). Op deze nieuwe plek werken kunstenaars vanuit verschillende disciplines en worden kleine exposities gehouden. “Bij AB4-studios voel ik me thuis; er is een gevoel van verbondenheid en gemeenschap.”

afb. 1. Atelier van Veronica met het weefgetouw prominent in het midden en de garens aan de wand

Veronica kwam in 2000 naar Nederland om hier aan de Koninklijke Academie voor Beeldende Kunsten in Den Haag te gaan studeren, richting textiel en mode. “Mijn man kreeg een baan hier. Ik heb vroeger in Engeland scheikunde gestudeerd en heb gewerkt bij een uitgeverij van medisch/technische publicaties voor de wetenschap. Ik begeleidde daar auteurs, checkte teksten en zorgde voor alle andere zaken rond de publicaties. Maar vanaf mijn vroegste jeugd was ik altijd aan het tekenen en schilderen en ik was dol op textiel. Ik weet nog goed dat mijn moeder mij toen ik tien was een klein weefraam gaf. Dat vond ik zó fascinerend! De verhuizing naar Nederland gaf mij de gelegenheid om eindelijk naar de kunstacademie te gaan.”

“In Engeland had ik diverse cursussen waaronder tekenen, schilderen en druktechniek in de avonduren gevolgd en zo had ik werkstukken waarmee ik een portfolio voor de toelating tot de Koninklijke Academie kon samenstellen. En ik werd aangenomen. De opleiding was voor mij heel goed en heel breed: ik leerde allerlei textiele technieken, zoals weven, breien en borduren maar ik kreeg ook les in tekenen, compositie – vlak, vorm en kleur – en zeefdruk. De opleiding was echt erop gericht de kunstenaar in jezelf te ontdekken en minder op toepassingen. Ik deed de studie voltijds en bleef daarnaast als freelance eindredacteur werken voor mijn oude werkgever in Engeland.”

“Tijdens de opleiding trok het weven mij meteen. Ik liep al vrij snel een stage van drie maanden bij een weefontwerpster, Hélène Dashorst in Amsterdam. Dat contact kwam via een docent van de academie tot stand. Bij Hélène Dashorst leerde ik alles over het vak: het ontwerpen van weefsels, de verkoop ervan en over de textiel-business. Het leerde mij dat ik later zou moeten kiezen tussen het ontwerpen en verkopen van patronen voor weefsels of het zelf uitvoeren en verkopen van mijn ontwerpen. Ik koos voor het laatste.”

“Na mijn studie 2006 kon ik een startstipendium uit het Fonds BKVB – het huidige Mondriaanfonds – krijgen en heb ik mijn weefstudio opgezet. Het eerste wat ik deed was dit weefgetouw kopen. Ik begon te experimenteren: wat kun je doen met verschillende materialen. Ik wilde kunstweefsels maken, begon papier als materiaal te verwerken en hergebruikte materialen zoals tape van cassettebandjes (afb. 2, 3). Dat ging ik combineren met -bijvoorbeeld – wol.

Experimenteren met papier en band van cassettebandjes als inslagmateriaal

“Onlangs heb ik dit werk weer te voorschijn gehaald. Het is opnieuw een inspiratiebron. Ik experimenteer nu met oude kranten. Als ik daarvan de datum zie, komen heel veel herinneringen terug. In dit werk zijn kranten uit 2003 verwerkt: ik herinner me weer wat ik toen deed. Ik heb een goed geheugen voor bijzondere momenten in mijn leven.”

“Ik ben erg geïnteresseerd in textiele materialen: waarvan zijn ze gemaakt, hoe zijn ze opgebouwd. Ik kijk altijd hoe iets is geweven of gebreid. Ik vind garens heel inspirerend door hun kleuren en textuur. Ze spreken tot mij en vertellen me wat ik ermee moet gaan doen. Ik ben ook geïnteresseerd in de bruikbaarheid van materialen. Ik maak sjaals en kussens, maar ook kunstweefsels; niet direct bruikbaar maar wel mooi voor aan de muur.”

“Tekenen en schilderen zijn steeds de basis van mijn werk. Van daaruit kom ik tot mijn weefsels. Ik ga eerst met gemengde technieken op het platte vlak experimenteren. Dat werk is soms figuratief en soms abstract en de textuur van het oppervlak en de kleur worden de basis voor de sfeer die ik wil creëren. Voor de achtergrond ga ik aan de slag met acrylverf die ik uitrol en verder gebruik ik inkt, ecoline, water, potloden en vetkrijt. Voor de voorgrond werk ik met collages. Ik gebruik papier dat ik met mono-print bewerk, vervolgens snij, knip en plak ik.

bomen- en natuurwerk in gemengde technieken en clayboard waar met een schaar helmgras in gekerfd is

Door daarna met draad in het werk te borduren breng ik details aan en door het lijnenspel ontstaat er scherpte, het werk licht er door op. Ik werk op doek maar ook op clayboard, dat is een paneel met een extreem glad oppervlak gemaakt van klei. Je kunt er met allerlei materialen op werken en ook makkelijk uitsparingen in maken. Ik maak nu een serie over ‘landschap’. (afb 4, 5, 6) En vorig jaar – tijdens de eerste lockdown – toen ik veel thuis werkte, stortte ik mij op mijn kamerplanten (afb. 7).”

De ‘lockdownserie’ Botanicals

Aan de hand van de serie Herinnering aan De Vlietlanden waarmee Veronica nu bezig is, laat ze me zien hoe bij haar het creatieve proces vorm krijgt. “Het begon met een bezoek in januari aan De Vlietlanden, een natuurgebied tussen Leidschendam en Leiden. Het was daar heel koud en er stond veel wind. Ik vond het een heel sfeervol landschap en maakte veel foto’s (afb. 8). Vervolgens bestudeerde ik de foto’s op kleur. Op deze foto’s lijkt grijs de boventoon te voeren, maar als je zorgvuldiger kijkt, zie je heel veel andere kleuren: groenen, bruinen, roden. Vervolgens werkte ik een aantal foto’s in gemengde technieken uit met acrylverf, potlood en inkt op pastelpapier en op acrylpapier, dat laatste is een beetje geel van kleur. Ik werk dan heel snel en bijvoorbeeld op vijf of zes kleinere vellen tegelijk. Een tekening kan dan in vijftien minuten af zijn. (afb. 9). En vanuit deze oefeningen in kleur stel ik kleuren samen voor een weefsel, zoals voor de sjaal die ik draag (afb. 10).”

afb.10. Vanuit de tekeningen distilleer ik de kleuren voor mijn weefsel, hier een sjaal

“Als je wilt weven maak je eerst een ketting: de ‘ruggengraat’ van het weefsel. Die bestaat uit een heleboel draden naast elkaar, afhankelijk van de breedte van het werk. Op dit weefgetouw kan ik weefsels maken van maximaal vijftig centimeter breed. Voor de ketting kijk ik naar de kleuren van de tekeningen naar aanleiding van de foto’s – in dit voorbeeld die van het landschap van De Vlietlanden – en naar de kleuren van de garens die ik hier heb. Dan breng ik – om de ketting te maken – van de gekozen klossen het benodigde garen aan op een scheerraam – een frame met houten pinnen waarlangs ik het garen kan leiden (afb. 11) . Ik weet uit ervaring hoeveel draden er naast elkaar nodig zijn voor een centimeter weefsel. Dat hangt ook af van het soort garen en de dikte van de draad. De ketting van de lengte en breedte die ik wil, breng ik weer op het weefgetouw, bijvoorbeeld voor een weefsel van 10 meter lang en 50 cm breed. Een sjaal is twee meter lang, dus daarvan kan ik vier sjaals maken in verschillende patronen. Vijf sjaals lukt net niet want je moet altijd rekening houden met enige krimp.”

afb. 11. Het frame waar de kettingdraad op gespannen wordt

“Dan ben ik klaar om te weven. Dat doe ik met de inslagdraad waarvan ik een bepaalde hoeveelheid op een spoel heb gedraaid. Die schiet ik van rechts naar links door de kettingdraden terwijl ik met de voetpedalen van het weefgetouw de stand van de kettingdraden steeds verander (afb. 12).”

“Via de inslag voegt het draad zich in het weefsel. Eerst ga ik experimenteren met verschillende materialen als inslagdraad. Inmiddels gaat dat heel spontaan en intuïtief. Mijn weefgetouw is elektronisch en ik kan een door mij ontwikkeld weefpatroon op papier (afb. 13) invoeren in de schakelkast om automatisch te kunnen weven (afb. 14). Dat kastje ‘onthoudt’ welke draden er steeds omhoog of omlaag moeten. Het inslagmateriaal kan telkens weer anders zijn. Daar kun je enorm mee variëren.”

De inslagdraad op spoel, het patroon en elektronische schakelkast op het weefgetouw waar een patroon wordt ingevoerd

“Garens haal ik overal vandaan. Merinowol koop ik bijvoorbeeld in Engeland; dat komt oorspronkelijk uit Australië en wordt in Engeland gesponnen. Ik werk nu met lokale schapenwol van het merk Grazend Populair. Deze wol komt van een herderin die een schaapskudde van Drentse heideschapen heeft op natuurterreinen en braakliggend land in het Westland. Ik kreeg de wol via de interieurstylisten van het bedrijf By Ten Creations uit Naaldwijk. Ik werk met hen samen aan een kussencollectie in een beperkte oplage. Soms krijg ik materialen gratis want mensen weten dat ik geïnteresseerd ben in garens. Bijvoorbeeld dit fluorescerende garen, echt niet mijn kleuren maar misschien vind ik er een toepassing voor. Ik gebruik liever natuurlijke materialen zoals linnen, katoen, wol en zijde. Of combigarens, zoals katoen met heel dun staaldraad er doorheen of katoen met linnen. Ik verzamel materiaal overal waar ik kom. Onlangs was ik in Drenthe en daar kocht deze prachtige schapenwol (afb. 15, 16, 17, 18, 19).”

Diverse garens

“Beeldend kunstenaar Mark Rothko (1903-1970) is een grote inspiratiebron voor mij. Hoe hij zijn kleurvakken opbouwt: het lijkt net alsof je ín zijn grote schilderijen getrokken wordt (afb. 20). Ik vind ze ook heel sfeervol. Paul Klee’s (1879-1940) werk inspireert me ook, ook weer vooral zijn kleuren: die gloeien door de grote contrasten (afb. 21). In 2019 bezocht ik in Londen een tentoonstelling van Lee Krasner (1908-1984), een vertegenwoordiger van het Abstract Expressionisme die ook werkte met gemengde technieken (afb. 22). Ik vond haar werk ook erg inspirerend. Binnen de textielkunst vind ik het werk van de Engelse kunstenaar Ptolemy Mann erg mooi. Zij maakt met de hand geverfde, geweven kunst: grote schilderijen in prachtige kleuren (afb. 23). Maar de natuur is mijn grootste inspiratiebron. Ik reis zeker eens per jaar naar de westkust van Schotland, naar de eilandengroep de Hebriden: een prachtig landschap met een mooie kust en het geluid van de zee. Ook het dramatische landschap van IJsland vind ik prachtig. Ik bezocht dat land in 2016 en het landschap heeft een blijvende indruk achtergelaten.”

inspiratiebronnen Afb. 20. Mark Rothko, No. 1 (Koninklijk rood en blauw), 1954, olieverf op doek, 189 × 171,5 cm, privécollectie, afb. 21. Paul Klee, Ad Parnassum, 1932, tempera op linnen, 100 × 126, Bern, Museum of fine arts Berne, afb. 22. Lee Krasner, Icarus, 1964, Olieverf op doek, 116,8 × 175,3 cm, New York, Thomson Family Collection, afb. 23. Werk van Ptolemay Mann …

“Wanneer een werk klaar is? Bij weven is dat simpel: als ik aan het eind van de ketting ben. Dan is het materiaal gewoon op. Met de schilderijen is dat anders: het is eigenlijk heel moeilijk om te weten wanneer een werk af is. Je kunt er natuurlijk altijd meer aan doen, maar ik heb inmiddels geleerd dat minder vaak beter is. Je kunt er beter af blijven en erop vertrouwen dat het zo goed is. Mijn meest favoriete werk is bijna altijd het laatste, voor nu is dat de boom (afb. 4) en ook de serie van sjaals met de kleuren die ik nu omheb.

“De afgelopen jaren is mijn tijd vooral ook naar mijn gezin gegaan. De kinderen zijn groter nu, zodat ik drie à vier keer per week naar mijn atelier kan. Ik maak vrij werk en werk in opdracht. Ik verkoop mijn weefwerk via mijn webshop over heel Europa en Amerika en dat loopt best aardig; elk jaar iets meer en vooral met Kerst verkoop ik veel. Mensen die al eerder iets gekocht hebben komen terug of sturen nieuwe klanten door. Schilderijen zijn te lenen en ook te koop via Kunstuitleen Voorburg. Nu ik daar Kunstenaar van de maand ben, ga ik daar ook weefwerk exposeren.”

“Ik ga meer tijd nemen voor mijn schilderijen en mijn werk vooral in Nederland verder promoten. Ik wil ook actiever mijn geweven kunst gaan exposeren en ik zie uit naar meer contact met collega’s hier in Nederland. Kortom, plannen genoeg: ik zie de toekomst zonnig tegemoet.”

In mei en juni exposeren we diverse weefsels en nieuwe schilderijen van Veronica Pock in de Kunstuitleen.

Nieuwsbrief
Kunstuitleen Voorburg
ontvangen

* verplichte velden


Nieuwsbrief archief

Site by Alsjeblaft!